30 oktober 2005

Historisch Bekeken (42) - 30/10/2005

Wat me nag te binne skoot

Er is in Nederland niemand meer die A.B.N., Algemeen Beschaafd Nederlands, spreekt. De reden daarvan is simpel. De uitdrukking A.B.N. is door de taalkundigen in de ban gedaan. Tegenwoordig moeten we spreken over Standaardnederlands. Dat is in ieder geval ook beschaafd Nederlands, maar ook de sprekers van een dialect kunnen nu beschaafd hun eigen regionale taal spreken. Kortom, dialect spreken mag tegenwoordig weer. Het is zelfs beschaafd geworden.

Verdwenen
Het verschil tussen een afzonderlijke taal en een dialect is minimaal. Meestal wordt een dialect omschreven als de taal die in een bepaalde regio wordt gesproken en die enigszins afwijkt van de standaardtaal. Zo kunnen we in Noord-Holland verschillende dialecten vinden: het Amsterdams, Zaans, Waterlands, Kennemerlands, Westfries en het Wieringermeers. Vroeger kwamen er zelfs binnen deze dialecten verschillen voor. Veel is daar echter van verdwenen. Voordat de auto en de fiets waren uitgevonden, kwamen de meeste mensen niet verder dan de grenzen van hun dorp. In die situatie is het logisch dat ieder dorp en iedere wijk zijn eigen taaleigenaardigheden en daarmee zijn eigen dialect heeft. Dankzij de auto kunnen we nu file rijden en zo onze leefwereld uitbreiden. En via de radio en de televisie kunnen we een kijkje over de gehele wereld nemen. Steeds meer dialecten verdwijnen daardoor. Maar daarvoor krijgen we de sociolecten terug.

042 Jongerentaal in het verleden
foto Collectie Gonda van Prooijen

Onderscheidend
Dialecten hebben sociaal gezien een groot nut, want met je dialect kun je je onderscheiden. Een echte Mokumer die trots is op zijn stad, moet gewoon Amsterdams praten. Anders verloochent hij of zij zijn afkomst. Zelf ben ik nog nooit uitgemaakt voor een Limburger of een Groninger. Veel mensen kunnen toch aan mijn spraak horen dat ik uit Noord-Holland kom en de echte specialisten kunnen zelfs mijn Zaanse achtergrond in mijn uitspraak terugvinden. Door het verdwijnen van de dialecten kun je je steeds minder makkelijker onderscheiden van anderen. En de meeste mensen willen dat juist heel graag. Een mooi sociolect, een taal van een bepaalde sociale groep, biedt dan uitkomst. Zo heeft iedere groep tegenwoordig zijn eigen taal. Soms kan ik zelfs mijn eigen familie van een jongere generatie niet meer begrijpen. Ik weet ondertussen wat ‘vet’ en ‘vetcool’ betekent, maar verder gaat mijn kennis van de jongerentaal niet. De sms-taal en veel internettaal is voor mij volslagen onbegrijpelijk en datzelfde geldt voor de sociolecten, voor de taal van automonteurs, juristen en de meeste artsen. Bij een servicebeurt van mijn auto heb ik het over dat grijze cilindertje dat rechts onder de motorkap zit en dat rammelt. Het sociolect werkt dan heel goed: de monteur weet onmiddellijk dat ik geen verstand van auto’s heb en dat weet hij omdat ik de taal van de automonteurs niet spreek.

Betrouwbaar
Ik heb een klein beetje verstand van drukwerk en vormgeving. In een gesprek met een drukker of een grafisch vormgever kan ik dan ook vrij snel oordelen of de persoon in kwestie iets van zijn vak afweet. Begrippen als mc- of gestreken papier, een mooie bodoni in een corps 10 diapositief gezet moeten dan duidelijk zijn. Zo kun je via de taal je beroepsgenoten en je dorpsgenoten herkennen en dat heeft vele voordelen. En als je niet in Oostzaan bent geboren, dan kun je tegenwoordig het Oostzaans ‘eut un boekie lere’. Uit het Geïllustreerd Oostzaans Woordenboek ‘Wat ons nag te binne skoot’. (€ 14,95, ISBN 90.808060.2.1).

Deze tweewekelijkse rubriek is eerder verschenen in het Noord-Amsterdams Nieuwsblad en het Zaans Stadsblad en wordt verzorgd door Rob Veenman van de Oudheidkamer Oostzaan, bereikbaar via r.veenman@vpcconsult.nl en via postbus 558, 1440 AN Purmerend. Tips, verhalen, meldingen over historische activiteiten en dergelijke zijn van harte welkom.